Driehonderd jaar geleden, in een stad niet zo ver van hier…

Introductie (Tetsuhiro Isaji)

Het “Vijfde Brandenburgse Concerto” opent met een van de meest ongebruikelijke eerste delen in het orkestrepertoire van die periode, waarin het klavecimbel een solistische rol deelt met de viool en fluit, die culmineert in een enorme cadens aan het einde. In het hele werk speelt het klavecimbel afwisselend solopartijen en begeleidt het de groep als continuospeler door de baspartij in de linkerhand te verdubbelen en geëxtrapoleerde akkoorden in de rechterhand te spelen, wat de meer standaardfunctie van een klavecimbel in orkestmuziek is. Sommigen hebben zelfs getheoretiseerd dat het werk een soort “opstand” tegen de “ondergeschikte” rol van het klavecimbel vertegenwoordigde. Maar zag Bach, die veel cantates en passies dirigeerde terwijl hij zelf klavecimbel/viool/altviool/orgel bespeelde, het nut in van zo'n solistische revolte? Zag hij zijn continuospel als iets dat ondergeschikt was aan de andere musici of als iets dat fundamenteel was voor hun uitvoering? Waarom nam hij de moeite om sommige akkoorden voor de rechterhand (waarvan sommige uitzonderlijk dicht zijn) letterlijk te spellen, terwijl hij ook gewoon met steno de benodigde noten had kunnen aangeven, zoals hij bijna overal in zijn oeuvre deed? Wat dit lijkt te impliceren was dat het continuospel een absoluut integraal onderdeel was van de hele artistieke agenda van het klavecimbelgedeelte van het concerto, en dat de handeling van het “begeleiden” op het klavecimbel volledige akkoorden (met minimaal vier stemmen) moest gebruiken om echt nuttig te zijn voor het ensemble. Dit werk roept veel vragen op die ons uitnodigen om na te denken over de uitvoeringsesthetiek van Bachs hele oeuvre, inclusief zijn kerkmuziek.

De cantate “Ärgre dich, o Seele nicht” (BWV 186a) van dezelfde componist wordt voorafgegaan door een kort segment uit een van Jan Dismas Zelenka's Triosonates voor hobo's en continuo. Zelenka was bekend bij Bach, die zijn composities zelfs liet kopiëren door een van zijn zonen, en zijn composities zijn bijzonder virtuoos, inventief en vol Italiaanse verrassingen en humor. Bach componeerde “Ärgre dich...” tijdens zijn Weimar jaren voor de Derde Advent. De tekst werd geschreven door de dichter Salomon Franck, en het hele werk blijft relatief beknopt. Enkele jaren later, in Leipzig, hergebruikte Bach het overgrote deel van deze cantate, veranderde een deel van de tekst en voegde nieuwe recitatieven toe. Omdat deze revisie werd voorbereid voor de zevende zondag na Drievuldigheid en de originele versie verloren is gegaan, presenteren we hier een reconstructie van de eerste staat van de cantate, die zo dicht mogelijk ligt bij wat hij in Weimar presenteerde.

Machet die Thore Weit, de tweede cantate op het programma, dateert uit 1728 en is opmerkelijk vanwege de muzikale beeldspraak die de tekst op een bijzonder levendige en beknopte manier weet weer te geven. De componist, Christoph Graupner, bracht het grootste deel van zijn carrière door als Hofkapellmeister in Hessen-Darmstadt en liet een enorm corpus aan composities na, waaronder bijna vijftienhonderd kerkcantates, acht opera's en vierenveertig concerti. Ook hij was een tijdgenoot van Bach die een belangrijke rol speelde bij het verkrijgen van zijn benoeming tot muziekmeester van Leipzig, een positie die Bachs carrière en productie enorm beïnvloedde. Deze twee cantates, die zowel geestelijk als muzikaal de toon zetten voor de rest van de feestperiode, worden aangevuld met een vocaal motet van Michael Praetorius, een gerespecteerde meester uit de generatie vóór de drie helden van het programma. U vindt de tekst van al deze werken achteraan in dit boekje.

Tot slot wil ik graag alle betrokkenen bedanken die deze concerten mogelijk hebben gemaakt. We zijn Hugo de Jonghe dankbaar, die ons een mooie kans gaf om dit programma samen te stellen, en zijn prachtige dochter Marieke, wiens ervaring en wijsheid we niet hadden kunnen missen. Onze dank gaat ook uit naar de mensen van LozerCultureel, en naar Sigiswald Kuijken die me in contact bracht met Marieke voor onze “Johannespassie” in maart. We willen graag de Onze-Lieve-Vrouw ter Zege op de Zavelkerk, haar bestuurscollege en de titulaire organisten, waaronder Benoît Mernier, bedanken die ons opnieuw een platform in Brussel hebben geboden na onze “Johannespassie”. Speciale dank gaat ook uit naar de Hoofdstedelijke Kunstacademie die ons toestond om in hun lokalen te repeteren en wat apparatuur uit te lenen voor dit concert, en de fantastische afdeling Oude Muziek van het Conservatoire royal de Bruxelles en haar voorzitter Benoit Douchy die de orgels voor onze concerten ter beschikking hebben gesteld. Zonder de hulp van klavecimbelbouwer Bas Neelen hadden we geen klavecimbel gehad voor deze concerten - we zijn hem veel dank verschuldigd en wensen hem en zijn collega's veel succes met hun nieuwe werkplaats voor oude klavieren in Gent. We zijn absoluut verheugd om dit moment met u allen te kunnen delen - we hopen dat de muziek uw geest verfrist en bij u weerklinkt nu we het einde van een nieuw jaar naderen. (T. Isaji)

Muzikanten

Lina ArgoubiLina Argoubi
Lina Argoubi

VIOOL

Charlène BertholetCharlène Bertholet
Charlène Bertholet

ORGEL

Lina Bohn

ALTVIOOL

Marieke De Jonghe

VIOLIN

Lien Dewijngaert

TRAVERSO

Julia Fankhauser

HOBO

François-Emmanuel Douchy

CELLO

Shaya Feldman

CONTRABAS

Tetsu Isaji

KLAVECIMBEL

Olivier Lalau

HOBO

Achille Roberfroid

BAS

Clément Rousseau

TENOR

Vincent Weymann

ALT

Edilsa Samanez

SOPRAAN

Kensuke Taira

FAGOT